Pasen
Pasen is het belangrijkste christelijke feest in het liturgische jaar, volgend op de Goede Week. Op Goede Vrijdag, de vrijdag voor Pasen, herdenken christenen het lijden en de kruisiging van Jezus en met Pasen vieren zij zijn verrijzenis uit de dood, op de derde dag na zijn kruisiging. In de loop der jaren zijn veel non-religieuze culturele elementen toegevoegd aan het feest waardoor het een belangrijk seculier feest is geworden. Pasen duurt twee dagen en wordt gevierd op een zondag en maandag.
Pasen heeft zijn oorsprong in het joodse Pesach. Het christelijke Pasen verwijst ook naar de vijftig dagen durende periode van het kerkelijke jaar vanaf het paasfeest tot Pinksteren. De periode van het paasfeest tot Hemelvaartsdag duurt veertig dagen.
De paastijd en de christelijke liturgie daaromheen heeft door de eeuwen heen vele componisten geïnspireerd tot muzikale composities. In de Barokperiode viel vooral het werk van Johann Sebastian Bach op met de Johannes-Passion, Matthäus-Passion en zijn cantates.
Over de precieze oorsprong en viering is men het niet volledig eens. Er bestaan verschillende lentefeesten uit diverse culturen die sterk op elkaar lijken en waaraan ook het christendom symbolen zou hebben ontleend. Daarom wordt aan de ene kant gezegd dat Pasen eigenlijk een vrij recente feestdag is waarin oude symbolieken van de lentefeesten zijn opgenomen. Aan de andere kant wordt gezegd dat de oorsprong meer algemeen is; als in een feest van de lente, waarbij het ontwaken van de natuur na de winter werd gevierd. Zo'n lentefeest is in veel culturen en religies vaak ook ter ere van een godin van het leven en de vruchtbaarheid, die de natuur heeft doen ontwaken en vruchtbaar heeft gemaakt.
In het oosten van Nederland en het aangrenzende westen van Duitsland, het woongebied van de Saksen, worden er paasvuren gehouden. De ontstaansperiode hiervan is onbekend. De bedoeling van de vuren zou in het verleden het verjagen van de demonen van de winter zijn.
De paashaas en paaseieren illustreren volgens sommige populaire theorieën hoe voorchristelijke elementen opduiken in de christelijke riten. Zo worden paaseieren opgehangen in de bomen, hetgeen een overblijfsel zou zijn van de heilige-boomcultus uit de Germaanse traditie. Deze symbolen ziet men ook in andere lentefeesten zoals Beltane en feesten van regeneratie die aanmerkelijk ouder zijn dan de christelijke versie, maar waar deze laatste volgens deze theorieën wel op steunt. Zo is er ook de oude symboliek van de mythe van Adonis, de jaarlijks stervende en herrijzende god, of zoon-gemaal van de moedergodin. De hedendaagse wetenschap gaat er echter vanuit dat de paashaas helemaal niet zo oud is, maar een verzonnen kinderritueel is, dat pas sinds de zeventiende eeuw voor het eerst in Duitsland opkomt. De paashaas heeft van oorsprong een pedagogisch karakter en hij schenkt oorspronkelijk slechts eieren aan kinderen die zich goed gedragen. Via een vertaald Duits boek is de paashaas voor het eerst in 1825 in Nederland bekend. Ook de voor-christelijke herkomst van de paaseieren blijft grotendeels in nevelen gehuld, omdat hier simpelweg schriftelijk niets van is overgeleverd.
De aanloop naar Pasen en de gebeurtenissen van Pasen zijn volgens Matteüs 28:1-10, Marcus 16:1-13, Lucas 24:1-53 en Johannes 20:1-23 als volgt:
Op Witte Donderdag is Jezus op de Olijfberg en wordt Hij verraden door Judas Iskariot. Hierop wordt Hij gearresteerd door soldaten die in dienst waren van de hogepriester. De Joodse leiders wilden hem ter dood veroordelen, maar dat mocht alleen de Romeinse gouverneur, Pontius Pilatus, doen. Pilatus verklaarde echter in het openbaar niet in te zien waarom Jezus ter dood zou moeten worden veroordeeld. De aanklagers bleven echter aandringen. Ook verklaarden ze dat Jezus zich “koning der Joden” noemde en dat dit alleen al een veroordeling zou rechtvaardigen. Pilatus kon hier niet goed onderuit komen als hij moeilijkheden met de Romeinse keizer wilde vermijden. Hij kon nog maar één oplossing zien van dit dilemma: het was traditie dat ter gelegenheid van het joodse feest Pesach een veroordeelde misdadiger gratie kreeg en het volk mocht kiezen welke dat zou zijn. Pilatus gaf nu de keus tussen Jezus en een moordenaar, veronderstellend dat het volk niet een moordenaar zou vrijlaten. Opgehitst door de leiders koos het volk echter voor vrijlating van de moordenaar Barabbas in plaats van Jezus. Jezus werd door Pilatus veroordeeld tot de dood aan het kruis. Hij waste daarbij zijn handen “in onschuld”. Jezus werd op vrijdag aan het kruis genageld, waar hij kort voor de joodse sabbat, op de vooravond van het Pesach, stierf. Door Jozef van Arimathea wordt Jezus begraven, in een graf dicht bij Golgotha.
Heel vroeg op de zondagmorgen gaan er vrouwen naar het graf om het lichaam van Jezus te verzorgen. Ze vinden Hem daar echter niet, engelen vertellen hen dat Jezus is opgestaan. "Waarom zoekt u de levende onder de doden?" Kort daarop verschijnt Hij aan Maria Magdalena. Daarop gaan de vrouwen naar de discipelen, die hen niet geloven. Toch gaan ze wel bij het graf kijken, Johannes en Petrus voorop. Diezelfde dag verschijnt Jezus aan twee volgelingen die onderweg zijn naar Emmaüs. Nadat Hij Zich aan hen geopenbaard heeft (bij het breken van het brood) haasten ze zich terug naar Jeruzalem om het de discipelen te vertellen. Terwijl ze hun verhaal aan het doen zijn, verschijnt Jezus in hun midden. Hij belooft hierbij de Heilige Geest te zenden en geeft ze de opdracht: "Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit."
De Zoon van God, de beloofde Messias, de Verlosser wordt in het Nieuwe Testament het paaslam genoemd, dat zichzelf vrijwillig liet offeren voor de verzoening van God met de mensen. Dit duidt op de symbolische betekenis van het offerlam, dat volgens de Mozaïsche voorschriften (Oude Testament, Pentateuch) en de tradities van de joodse godsdienst geofferd moest worden ter vergeving van zonden. Met de voorstelling van Jezus als het eeuwige paaslam werd in geestelijke zin een 'nieuw verbond' tussen God en mens aangeboden, gebaseerd op de genade, waarmee het oude verbond, gebaseerd op de wet, buiten werking kon worden gesteld. Wie in Hem gelooft, hoeft volgens de christelijke traditie niet meer 'onder de wet' te leven, maar valt 'onder de genade'. Deze begrippen en de verhoudingen tussen het een en ander zijn in onder meer de brieven van de apostel Paulus nader uitgewerkt.
Met het paasfeest wordt ook uitgekeken naar de verwachte terugkeer van Jezus op aarde.
Het Laatste Avondmaal van Jezus en zijn volgelingen, de discipelen, was volgens de Evangeliën een Pesachviering (een joodse paasviering). Men trof de voorgeschreven voorbereidingen de avond ervoor, de viering vond 's avonds plaats in Jeruzalem, er werd wijn gedronken, brood gegeten en een loflied gezongen, het Halleel. De vereiste kruiden en het woord 'ongezuurd' (brood) worden niet genoemd, maar dat kan komen doordat de evangelieschrijvers niet per se volledig pretendeerden te zijn, bepaalde onderdelen natuurlijk aanwezig zijn dus niet genoemd hoeven worden, en men zich bij de verslagen kennelijk concentreerde op wat men voor de eerste christenen van die tijd van belang vond.
De eerste christenen, van wie de meesten Joden waren, bleven aan de joodse feesten deelnemen, ook aan het Pesach. Gaandeweg werd het voor de christenen een tijd van vooral vasten ter herdenking van Jezus' lijden en een nachtwake.
Na 313, het jaar van de erkenning van het christendom door de Romeinse overheid met de afkondiging van het Edict van Milaan, de zogeheten 'kerkvrede', kreeg het paasfeest een ander aanzien. Het werd nu voor pelgrims mogelijk om de gebeurtenissen van Pasen te vieren op de plek waar ze volgens het verhaal hadden plaatsgevonden, in en rond Jeruzalem. Dit werkte een 'historisering' van de Paasliturgie in de hand. In Jeruzalem werd deze verdeeld in losse gebeurtenissen die op losse dagen en verschillende plaatsen gebeurd zouden zijn. Het liturgische Triduum Sacrum werd ingevoerd:
1. Witte Donderdag (instelling van de Eucharistie en het priesterschap, begin van het
lijden van Jezus);
2. Goede Vrijdag (lijden en sterven);
3. Stille Zaterdag of paaszaterdag (grafrust);
4. Paaszondag (opstanding).
De rooms-katholieke Kerk kent de traditie van de Kruisweg, een uitbeelding van de lijdensweg van Jezus. Tijdens de paasdagen worden, in de rooms-katholieke streken, passiespelen uitgevoerd. In het Limburgse Tegelen wordt om de vijf jaar echter niet op de paasdatum zelf maar in de zomermaanden, een Passiespel opgevoerd in Openluchttheater De Doolhof: de Passiespelen Tegelen. Het bijwonen van uitvoeringen van passiemuziek van met name Bach is bij gelovigen, en overigens ook bij niet-gelovigen, een populaire vorm van paasviering.
Het concilie van Nicea bepaalde in 325 dat Pasen moet worden gevierd op de zondag na de eerste volle maan in de lente. In 1582 voerde paus Gregorius XIII een kalenderhervorming door, die door de Orthodoxe kerken niet werd gevolgd. Als het begin van de lente op 20 maart valt, wordt in de westerse kerken, volgens de regel van het kerkelijke Pasen, 21 maart gehanteerd. Ook als de volle maan op 21 maart valt, wordt Pasen op de zondag na de eerste volle maan in de lente gevierd. Daardoor kan het christelijke paasfeest in de westelijke kerken in een periode van 35 dagen vallen, van 22 maart tot en met 25 april.
In de Lage Landen is Pasen voor de meeste mensen een seculier feest geworden dat bestaat uit een aantal vrije dagen en uit tradities zoals gemeenschappelijk eten, het bezoeken van kerk en familie en het eieren zoeken. In het oosten van het land worden veel paasvuren gestookt, tot in de kleinste dorpjes.
Op eerste paasdag houdt de paus in Rome bij de Sint-Pietersbasiliek een toespraak, geeft zijn zegen, Urbi et orbi en wenst iedereen een zalig paasfeest. Paus Johannes Paulus II deed dit in een groot aantal (ruim 60) talen, maar paus Franciscus gebruikte in bij zijn eerste paasfeest als paus alleen het Italiaans.
Pasen is het belangrijkste christelijke feest in het liturgische jaar, volgend op de Goede Week. Op Goede Vrijdag, de vrijdag voor Pasen, herdenken christenen het lijden en de kruisiging van Jezus en met Pasen vieren zij zijn verrijzenis uit de dood, op de derde dag na zijn kruisiging. In de loop der jaren zijn veel non-religieuze culturele elementen toegevoegd aan het feest waardoor het een belangrijk seculier feest is geworden. Pasen duurt twee dagen en wordt gevierd op een zondag en maandag.
Pasen heeft zijn oorsprong in het joodse Pesach. Het christelijke Pasen verwijst ook naar de vijftig dagen durende periode van het kerkelijke jaar vanaf het paasfeest tot Pinksteren. De periode van het paasfeest tot Hemelvaartsdag duurt veertig dagen.
De paastijd en de christelijke liturgie daaromheen heeft door de eeuwen heen vele componisten geïnspireerd tot muzikale composities. In de Barokperiode viel vooral het werk van Johann Sebastian Bach op met de Johannes-Passion, Matthäus-Passion en zijn cantates.
Over de precieze oorsprong en viering is men het niet volledig eens. Er bestaan verschillende lentefeesten uit diverse culturen die sterk op elkaar lijken en waaraan ook het christendom symbolen zou hebben ontleend. Daarom wordt aan de ene kant gezegd dat Pasen eigenlijk een vrij recente feestdag is waarin oude symbolieken van de lentefeesten zijn opgenomen. Aan de andere kant wordt gezegd dat de oorsprong meer algemeen is; als in een feest van de lente, waarbij het ontwaken van de natuur na de winter werd gevierd. Zo'n lentefeest is in veel culturen en religies vaak ook ter ere van een godin van het leven en de vruchtbaarheid, die de natuur heeft doen ontwaken en vruchtbaar heeft gemaakt.
In het oosten van Nederland en het aangrenzende westen van Duitsland, het woongebied van de Saksen, worden er paasvuren gehouden. De ontstaansperiode hiervan is onbekend. De bedoeling van de vuren zou in het verleden het verjagen van de demonen van de winter zijn.
De paashaas en paaseieren illustreren volgens sommige populaire theorieën hoe voorchristelijke elementen opduiken in de christelijke riten. Zo worden paaseieren opgehangen in de bomen, hetgeen een overblijfsel zou zijn van de heilige-boomcultus uit de Germaanse traditie. Deze symbolen ziet men ook in andere lentefeesten zoals Beltane en feesten van regeneratie die aanmerkelijk ouder zijn dan de christelijke versie, maar waar deze laatste volgens deze theorieën wel op steunt. Zo is er ook de oude symboliek van de mythe van Adonis, de jaarlijks stervende en herrijzende god, of zoon-gemaal van de moedergodin. De hedendaagse wetenschap gaat er echter vanuit dat de paashaas helemaal niet zo oud is, maar een verzonnen kinderritueel is, dat pas sinds de zeventiende eeuw voor het eerst in Duitsland opkomt. De paashaas heeft van oorsprong een pedagogisch karakter en hij schenkt oorspronkelijk slechts eieren aan kinderen die zich goed gedragen. Via een vertaald Duits boek is de paashaas voor het eerst in 1825 in Nederland bekend. Ook de voor-christelijke herkomst van de paaseieren blijft grotendeels in nevelen gehuld, omdat hier simpelweg schriftelijk niets van is overgeleverd.
De aanloop naar Pasen en de gebeurtenissen van Pasen zijn volgens Matteüs 28:1-10, Marcus 16:1-13, Lucas 24:1-53 en Johannes 20:1-23 als volgt:
Op Witte Donderdag is Jezus op de Olijfberg en wordt Hij verraden door Judas Iskariot. Hierop wordt Hij gearresteerd door soldaten die in dienst waren van de hogepriester. De Joodse leiders wilden hem ter dood veroordelen, maar dat mocht alleen de Romeinse gouverneur, Pontius Pilatus, doen. Pilatus verklaarde echter in het openbaar niet in te zien waarom Jezus ter dood zou moeten worden veroordeeld. De aanklagers bleven echter aandringen. Ook verklaarden ze dat Jezus zich “koning der Joden” noemde en dat dit alleen al een veroordeling zou rechtvaardigen. Pilatus kon hier niet goed onderuit komen als hij moeilijkheden met de Romeinse keizer wilde vermijden. Hij kon nog maar één oplossing zien van dit dilemma: het was traditie dat ter gelegenheid van het joodse feest Pesach een veroordeelde misdadiger gratie kreeg en het volk mocht kiezen welke dat zou zijn. Pilatus gaf nu de keus tussen Jezus en een moordenaar, veronderstellend dat het volk niet een moordenaar zou vrijlaten. Opgehitst door de leiders koos het volk echter voor vrijlating van de moordenaar Barabbas in plaats van Jezus. Jezus werd door Pilatus veroordeeld tot de dood aan het kruis. Hij waste daarbij zijn handen “in onschuld”. Jezus werd op vrijdag aan het kruis genageld, waar hij kort voor de joodse sabbat, op de vooravond van het Pesach, stierf. Door Jozef van Arimathea wordt Jezus begraven, in een graf dicht bij Golgotha.
Heel vroeg op de zondagmorgen gaan er vrouwen naar het graf om het lichaam van Jezus te verzorgen. Ze vinden Hem daar echter niet, engelen vertellen hen dat Jezus is opgestaan. "Waarom zoekt u de levende onder de doden?" Kort daarop verschijnt Hij aan Maria Magdalena. Daarop gaan de vrouwen naar de discipelen, die hen niet geloven. Toch gaan ze wel bij het graf kijken, Johannes en Petrus voorop. Diezelfde dag verschijnt Jezus aan twee volgelingen die onderweg zijn naar Emmaüs. Nadat Hij Zich aan hen geopenbaard heeft (bij het breken van het brood) haasten ze zich terug naar Jeruzalem om het de discipelen te vertellen. Terwijl ze hun verhaal aan het doen zijn, verschijnt Jezus in hun midden. Hij belooft hierbij de Heilige Geest te zenden en geeft ze de opdracht: "Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit."
De Zoon van God, de beloofde Messias, de Verlosser wordt in het Nieuwe Testament het paaslam genoemd, dat zichzelf vrijwillig liet offeren voor de verzoening van God met de mensen. Dit duidt op de symbolische betekenis van het offerlam, dat volgens de Mozaïsche voorschriften (Oude Testament, Pentateuch) en de tradities van de joodse godsdienst geofferd moest worden ter vergeving van zonden. Met de voorstelling van Jezus als het eeuwige paaslam werd in geestelijke zin een 'nieuw verbond' tussen God en mens aangeboden, gebaseerd op de genade, waarmee het oude verbond, gebaseerd op de wet, buiten werking kon worden gesteld. Wie in Hem gelooft, hoeft volgens de christelijke traditie niet meer 'onder de wet' te leven, maar valt 'onder de genade'. Deze begrippen en de verhoudingen tussen het een en ander zijn in onder meer de brieven van de apostel Paulus nader uitgewerkt.
Met het paasfeest wordt ook uitgekeken naar de verwachte terugkeer van Jezus op aarde.
Het Laatste Avondmaal van Jezus en zijn volgelingen, de discipelen, was volgens de Evangeliën een Pesachviering (een joodse paasviering). Men trof de voorgeschreven voorbereidingen de avond ervoor, de viering vond 's avonds plaats in Jeruzalem, er werd wijn gedronken, brood gegeten en een loflied gezongen, het Halleel. De vereiste kruiden en het woord 'ongezuurd' (brood) worden niet genoemd, maar dat kan komen doordat de evangelieschrijvers niet per se volledig pretendeerden te zijn, bepaalde onderdelen natuurlijk aanwezig zijn dus niet genoemd hoeven worden, en men zich bij de verslagen kennelijk concentreerde op wat men voor de eerste christenen van die tijd van belang vond.
De eerste christenen, van wie de meesten Joden waren, bleven aan de joodse feesten deelnemen, ook aan het Pesach. Gaandeweg werd het voor de christenen een tijd van vooral vasten ter herdenking van Jezus' lijden en een nachtwake.
Na 313, het jaar van de erkenning van het christendom door de Romeinse overheid met de afkondiging van het Edict van Milaan, de zogeheten 'kerkvrede', kreeg het paasfeest een ander aanzien. Het werd nu voor pelgrims mogelijk om de gebeurtenissen van Pasen te vieren op de plek waar ze volgens het verhaal hadden plaatsgevonden, in en rond Jeruzalem. Dit werkte een 'historisering' van de Paasliturgie in de hand. In Jeruzalem werd deze verdeeld in losse gebeurtenissen die op losse dagen en verschillende plaatsen gebeurd zouden zijn. Het liturgische Triduum Sacrum werd ingevoerd:
1. Witte Donderdag (instelling van de Eucharistie en het priesterschap, begin van het
lijden van Jezus);
2. Goede Vrijdag (lijden en sterven);
3. Stille Zaterdag of paaszaterdag (grafrust);
4. Paaszondag (opstanding).
De rooms-katholieke Kerk kent de traditie van de Kruisweg, een uitbeelding van de lijdensweg van Jezus. Tijdens de paasdagen worden, in de rooms-katholieke streken, passiespelen uitgevoerd. In het Limburgse Tegelen wordt om de vijf jaar echter niet op de paasdatum zelf maar in de zomermaanden, een Passiespel opgevoerd in Openluchttheater De Doolhof: de Passiespelen Tegelen. Het bijwonen van uitvoeringen van passiemuziek van met name Bach is bij gelovigen, en overigens ook bij niet-gelovigen, een populaire vorm van paasviering.
Het concilie van Nicea bepaalde in 325 dat Pasen moet worden gevierd op de zondag na de eerste volle maan in de lente. In 1582 voerde paus Gregorius XIII een kalenderhervorming door, die door de Orthodoxe kerken niet werd gevolgd. Als het begin van de lente op 20 maart valt, wordt in de westerse kerken, volgens de regel van het kerkelijke Pasen, 21 maart gehanteerd. Ook als de volle maan op 21 maart valt, wordt Pasen op de zondag na de eerste volle maan in de lente gevierd. Daardoor kan het christelijke paasfeest in de westelijke kerken in een periode van 35 dagen vallen, van 22 maart tot en met 25 april.
In de Lage Landen is Pasen voor de meeste mensen een seculier feest geworden dat bestaat uit een aantal vrije dagen en uit tradities zoals gemeenschappelijk eten, het bezoeken van kerk en familie en het eieren zoeken. In het oosten van het land worden veel paasvuren gestookt, tot in de kleinste dorpjes.
Op eerste paasdag houdt de paus in Rome bij de Sint-Pietersbasiliek een toespraak, geeft zijn zegen, Urbi et orbi en wenst iedereen een zalig paasfeest. Paus Johannes Paulus II deed dit in een groot aantal (ruim 60) talen, maar paus Franciscus gebruikte in bij zijn eerste paasfeest als paus alleen het Italiaans.