Pinksteren
Pinksteren vindt tien dagen na Hemelvaart plaats en valt op de 50ste dag van Pasen (dus 49 dagen na Pasen). Met Pinksteren wordt de uitstorting van de Heilige Geest herdacht. Met deze uitstorting wordt ook het begin van de christelijke Kerk gemarkeerd.
De oorsprong van Pinksteren ligt in de Mozaïsche wetten die aan het volk Israël werden gegeven na hun uittocht uit Egypte. In het Bijbelboek Leviticus, hoofdstuk 23:15-22 staat dat op de vijftigste dag, op de dag na de zevende sabbat vanaf Pesach nieuwe offers voor God moeten worden gebracht, als een soort afsluiting van Pesach. Daarnaast moest er een samenkomst worden gehouden en niemand mocht zijn gewone werk doen (zie Deuteronomium 16:10).
In het christendom werd het feest “Pinksteren” genoemd, naar het Griekse woord 'pentekostos' (= vijftigste). Tijdens het pinksterfeest wordt herdacht dat de Heilige Geest, de derde Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid, neerdaalde uit de hemel op de apostelen en andere aanwezige gelovigen. Na Jezus' dood op Goede Vrijdag en zijn verrijzenis op Pasen hadden de leerlingen van Jezus nog veertig dagen lang (tot Hemelvaart) de steun van zijn aanwezigheid gehad waarbij hij hen nog eens uitlegde wat de betekenis was van alles wat hij gedaan had tijdens zijn openbare optreden. Op de veertigste dag van Pasen (dus 39 dagen na Pasen) werden de leerlingen door Jezus' Hemelvaart alleen achtergelaten. Wel had Jezus beloofd dat hij de Geest van God, de Heilige Geest, zou sturen die hen geestelijk verder zou leiden en hen de kracht zou geven om het evangelie te verspreiden onder de mensen. Op de vijftigste dag van Pasen, tien dagen na Hemelvaart, op Pinksteren, kwam de beloofde Heilige Geest dan ook over de leerlingen van Jezus.
Die gebeurtenissen staan beschreven in Handelingen 2:1-41.
In de tien dagen tussen de Hemelvaart van Jezus en Pinksteren kiezen de discipelen een nieuwe 12e apostel in plaats van Judas Iskariot. Met behulp van loting wordt Mattias aangewezen. Met elkaar blijven ze in Jeruzalem en bidden ze om de uitstorting van de Heilige Geest, die Jezus hen beloofd had.
De gebeurtenissen vinden plaats op het feest van de eerstelingen (Sjavoeot), in Jeruzalem. Om 9 uur 's morgens zijn de leerlingen van Jezus en enkele andere gelovigen bij elkaar, een groep van ongeveer 120 personen, in een bovenvertrek in Jeruzalem (Handelingen 1:13 en 2:1).
Plotseling kwam er uit de hemel een geluid dat leek op een enorme windvlaag en het vulde het hele huis, waar zij zaten. Op hun hoofden vertoonden zich tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, zoals de Geest het hen gaf uit te spreken.
De mensen die nu vervuld zijn met de Heilige Geest gaan naar buiten en spreken, profeteren en verkondigen het Evangelie in allerlei talen. Ter gelegenheid van het feest van de eerstelingen was er veel volk in Jeruzalem, afkomstig uit alle delen van het Romeinse Rijk en daarbuiten, en door alle geluiden wordt een grote menigte aangetrokken. De ervaring van de uitstorting veroorzaakt verbazing en bewondering.
De menigte liep te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. Ze vragen, buiten zichzelf van verwondering: zijn zij niet allemaal Galileeërs? Hoe kan het dan dat wij hen horen een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus, Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren: wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden tot elkaar: Wat betekent dit toch? Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn!’
Petrus neemt het woord en houdt een lange toespraak waarin de opstanding van Jezus centraal staat. Hij legt uit dat al deze gebeurtenissen al voorspeld zijn door de profeet Joël. Hij maant de menigte zich te keren tot Jezus om vergeving van zonden te krijgen.
In Joël 2:28-30 (Bijbelboek) wordt de bovenstaande geschiedenis voorzegd: "en daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien. Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten. En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren."
Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte. Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na zonsopgang. Wat hier nu gebeurt, is aangekondigd door de profeet Joël: “Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten. Ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten, zodat ze zullen profeteren. Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote, stralende dag van de Heer komt. Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered.” Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden. Toen de menigte dit hoorde, waren velen onder hen diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!
Uit de menigte komt een vraag: "Hoe?" Petrus antwoordt: "Heb berouw, en laat u dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van de zonden, en u zult de Heilige Geest ontvangen."
Drieduizend mensen geven gehoor aan deze oproep en laten zich dezelfde dag nog dopen. Hierdoor wordt de eerste christelijke gemeente gevormd. Traditioneel wordt dit moment dan ook beschouwd als het beginpunt van de christelijke kerk.
Tegenwoordig wordt van de vrije pinksterdagen ook gebruik gemaakt om niet-kerkelijke tradities in stand te houden, zoals deze: sinds 1970 vindt in het Pinksterweekend in Zuid-Limburg Pinkpop plaats. De naam is een samentrekking van de woorden "Pinksteren" en "pop(festival)".
Pinksteren vindt tien dagen na Hemelvaart plaats en valt op de 50ste dag van Pasen (dus 49 dagen na Pasen). Met Pinksteren wordt de uitstorting van de Heilige Geest herdacht. Met deze uitstorting wordt ook het begin van de christelijke Kerk gemarkeerd.
De oorsprong van Pinksteren ligt in de Mozaïsche wetten die aan het volk Israël werden gegeven na hun uittocht uit Egypte. In het Bijbelboek Leviticus, hoofdstuk 23:15-22 staat dat op de vijftigste dag, op de dag na de zevende sabbat vanaf Pesach nieuwe offers voor God moeten worden gebracht, als een soort afsluiting van Pesach. Daarnaast moest er een samenkomst worden gehouden en niemand mocht zijn gewone werk doen (zie Deuteronomium 16:10).
In het christendom werd het feest “Pinksteren” genoemd, naar het Griekse woord 'pentekostos' (= vijftigste). Tijdens het pinksterfeest wordt herdacht dat de Heilige Geest, de derde Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid, neerdaalde uit de hemel op de apostelen en andere aanwezige gelovigen. Na Jezus' dood op Goede Vrijdag en zijn verrijzenis op Pasen hadden de leerlingen van Jezus nog veertig dagen lang (tot Hemelvaart) de steun van zijn aanwezigheid gehad waarbij hij hen nog eens uitlegde wat de betekenis was van alles wat hij gedaan had tijdens zijn openbare optreden. Op de veertigste dag van Pasen (dus 39 dagen na Pasen) werden de leerlingen door Jezus' Hemelvaart alleen achtergelaten. Wel had Jezus beloofd dat hij de Geest van God, de Heilige Geest, zou sturen die hen geestelijk verder zou leiden en hen de kracht zou geven om het evangelie te verspreiden onder de mensen. Op de vijftigste dag van Pasen, tien dagen na Hemelvaart, op Pinksteren, kwam de beloofde Heilige Geest dan ook over de leerlingen van Jezus.
Die gebeurtenissen staan beschreven in Handelingen 2:1-41.
In de tien dagen tussen de Hemelvaart van Jezus en Pinksteren kiezen de discipelen een nieuwe 12e apostel in plaats van Judas Iskariot. Met behulp van loting wordt Mattias aangewezen. Met elkaar blijven ze in Jeruzalem en bidden ze om de uitstorting van de Heilige Geest, die Jezus hen beloofd had.
De gebeurtenissen vinden plaats op het feest van de eerstelingen (Sjavoeot), in Jeruzalem. Om 9 uur 's morgens zijn de leerlingen van Jezus en enkele andere gelovigen bij elkaar, een groep van ongeveer 120 personen, in een bovenvertrek in Jeruzalem (Handelingen 1:13 en 2:1).
Plotseling kwam er uit de hemel een geluid dat leek op een enorme windvlaag en het vulde het hele huis, waar zij zaten. Op hun hoofden vertoonden zich tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, zoals de Geest het hen gaf uit te spreken.
De mensen die nu vervuld zijn met de Heilige Geest gaan naar buiten en spreken, profeteren en verkondigen het Evangelie in allerlei talen. Ter gelegenheid van het feest van de eerstelingen was er veel volk in Jeruzalem, afkomstig uit alle delen van het Romeinse Rijk en daarbuiten, en door alle geluiden wordt een grote menigte aangetrokken. De ervaring van de uitstorting veroorzaakt verbazing en bewondering.
De menigte liep te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. Ze vragen, buiten zichzelf van verwondering: zijn zij niet allemaal Galileeërs? Hoe kan het dan dat wij hen horen een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus, Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren: wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden tot elkaar: Wat betekent dit toch? Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn!’
Petrus neemt het woord en houdt een lange toespraak waarin de opstanding van Jezus centraal staat. Hij legt uit dat al deze gebeurtenissen al voorspeld zijn door de profeet Joël. Hij maant de menigte zich te keren tot Jezus om vergeving van zonden te krijgen.
In Joël 2:28-30 (Bijbelboek) wordt de bovenstaande geschiedenis voorzegd: "en daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien. Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten. En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren."
Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte. Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na zonsopgang. Wat hier nu gebeurt, is aangekondigd door de profeet Joël: “Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten. Ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten, zodat ze zullen profeteren. Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote, stralende dag van de Heer komt. Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered.” Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden. Toen de menigte dit hoorde, waren velen onder hen diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!
Uit de menigte komt een vraag: "Hoe?" Petrus antwoordt: "Heb berouw, en laat u dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van de zonden, en u zult de Heilige Geest ontvangen."
Drieduizend mensen geven gehoor aan deze oproep en laten zich dezelfde dag nog dopen. Hierdoor wordt de eerste christelijke gemeente gevormd. Traditioneel wordt dit moment dan ook beschouwd als het beginpunt van de christelijke kerk.
Tegenwoordig wordt van de vrije pinksterdagen ook gebruik gemaakt om niet-kerkelijke tradities in stand te houden, zoals deze: sinds 1970 vindt in het Pinksterweekend in Zuid-Limburg Pinkpop plaats. De naam is een samentrekking van de woorden "Pinksteren" en "pop(festival)".