Het Sint-Maartenfeest wordt op 11 november, of soms de avond ervoor, gevierd in sommige streken van Vlaandere, Noord-Frankrijk, Nederland en sommige Duitstalige gebieden.
Het is de naamdag van Martinus van Tours en wordt ook wel Sint-Martinus, Sinter Merte of Sinte-Mette genoemd. De invulling die aan dit feest gegeven wordt verschilt van streek tot streek.
In Nederland komt de viering voor in delen van het land. Niet in iedere streek lijkt de traditie even sterk te leven; in Limburg, Noord=Holland en Groningen, Friesland en Drenthe dat er nog veel St. Maarten werd gevierd. In mindere mate wordt Sint-Maarten gevierd in Zuid-Holland, Zeeland, Overijssel, Flevoland en Gelderland.
Aan de overkant van 't IJ, in het Amsterdam-Noord werd tot na de Tweede Wereldoorlog 'Sinteremaarten' gevierd met een tot lampion uitgesneden knolraap, suikerbiet of voerderbiet, overeenkomstig de Duitse Rübengeistern; raapgeesten, of de oorspronkelijke Ierse Jack-o'-Lantern, onderdeel van de oeroude tradities van dankfeesten voor Licht, Warmte, Gewas en Oogst. Inmiddels is het Sint-Maartenlopen in vrijwel geheel Amsterdam een levende traditie.
De (cor)relatie van het feest met religie is niet sterk. In Nederland wordt het Sint-Maartenfeest gevierd door kinderen van alle gezindten. In veel liedjes wordt nauwelijks aandacht aan de religieuze achtergrond besteed. De liedjes hebben vaak een humoristisch karakter en het repertoire wordt ieder jaar aangevuld met parodiërende of satirische teksten.
11 november is ook de nationale dag van het Nederlandse deel van het eiland Sint Maarten dat naar de heilige vernoemd is.
In België wordt de traditie intensief gevierd in veel plaatsen in West-Vlaanderen en ook in de streek rond Aalst en een paar (deel)gemeenten van en rond Dendermonde. Olen, Retie en Wezel, - tenmidden de Antwerpse Kempen - stoken een Sint-Maarten(s)vuur. Dit gebeurt ook in veel plaatsen in Nederlands Limburg. De vieringen vallen in België vaak samen met de herdenkingen van de wapenstilstand.
Ook in Noord-Frankrijk, in Frans Vlaanderen en Zwitserland wordt Sint-Maarten (Saint Martin) gevierd. In Oost-Friesland kent men het Martinisingen waarbij onder andere Peepernööten gegeven worden.
In Oostenrijk en delen van Duitsland eet men op deze dag traditioneel gans, het zogenoemde Martinigansessen of Martinsgansessen. Deze traditie komt voort uit de legende dat Sint Maarten te bescheiden was om zich tot bisschop te laten wijden en zich daarom verstopte, ganzen verraadden hem echter door hun gesnater. Een andere legende vertelt dat een stel ganzen onder de preek de kerk binnenliep en de preek verstoorden, de ganzen werden daarom gevangen en opgegeten.
In delen van Duitsland, Oostenrijk en Zuid-Tirol kent men ook het Sint-Maarten lopen. Men gaat met lantaarns door de straten, vaak begeleid door iemand die met een rode mantel om als Romeins soldaat verkleed is en op een schimmel zit. Deze man stelt Sint-Maarten voor. Men noemt dit de Martinsritt. De kinderen zingen liederen en als afsluiting is er een kampvuur dat Martinsfeuer genoemd wordt.
In de Nederrijnregio wordt Sint-Maarten tijdens de lampionoptocht begeleid door een fanfare. Na de optocht wordt de manteldeling nagespeeld, er is een korte toespraak door de Sint-Maartenfiguur en vervolgens krijgen de kinderen een papieren zak, de Martinstüte, die gevuld is met snoepgoed, fruit en een Weckmann. Deze Martinstüte wordt soms ook uitgedeeld aan de bejaarden. Enkele weken voor de optocht wordt in de buurten geld ingezameld om deze gaven te bekostigen.
In het oosten van Oostenrijk wordt op deze dag dikwijls de nieuwe wijn door de pastoor gezegend. In Ook in Hongarije is Sint-Maarten de dag van de nieuwe wijn en een feestmaal met gebraden gans.
Tradities Sint-Maarten wordt niet overal op dezelfde wijze gevierd. In sommige plaatsen worden optochten georganiseerd, in andere worden vreugdevuren ontstoken, of allebei. Algemeen is de lampionnentocht. De kinderen maken lampionnen of hollen suikerbieten uit en gaan met de lichtjes langs de deuren. Daar zingen ze speciale Sint-Maartensliedjes en krijgen in ruil snoep of fruit. Vroeger werd het lichtje rondgedragen in een uitgeholde biet. Hoewel dit nog gedaan wordt, zijn kleurige, door de kinderen gemaakte, lampionnen nu het meest gebruikelijk. Vroeger werd veel gebruikgemaakt van de foekepot om de liedjes die bij de rondgang werden gezongen te begeleiden. Het Sint-Maartengebruik werd toen "foekepotterij" genoemd.
In de zuidelijke provincies en in Vlaanderen komt het langs de deur gaan veel voor, soms in combinatie met een vreugdevuur of een optocht. In sommige West-Vlaamse dorpen wordt het van deur tot deur gaan "ruusbuzen" genoemd, naar de eerste woorden van het liedje dat de kinderen zingen ("Ruusa buus buus").
De vreugdevuren zijn vooral typisch voor Limburg, meestal in combinatie met een optocht. Men verzamelt zich hier in de kerk waar het verhaal van Sint-Maarten verteld wordt. Vervolgens loopt men in een lampionnenoptocht naar een groot vuur waar 'de arme man' van het vertelde verhaal zich kan warmen. De kinderen krijgen traditioneel een oliebol uitgereikt. In een groeiend aantal dorpen komt het ook voor dat kinderen buiten de viering om van huis naar huis gaan om een lied te zingen en beloond te worden. De Sint-Maarten viering wordt meestal de vrijdag of zaterdag voor de 11e november gevierd om geen overlap te creëren met de start van het carnavalsseizoen (de 11e van de 11e). Ook buiten Limburg komen hier en daar vreugdevuren voor.
Optochten in België worden tegenwoordig vooral in West-Vlaanderen gehouden, vooral in de streek rond Veurne en Ieper. Deze stoeten vinden meestal plaats aan de vooravond van de naamdag, dus op 10 november. Sint-Maarten gaat hier vergezeld van Zwarte Piet. Samen lopen zij vooraan in de stoet en de kinderen met hun bieten volgen. Na de stoet (waar soms ook de plaatselijke fanfare of harmonie in meeloopt) kunnen de kinderen in veel gemeenten een zak met lekkernijen halen. Op 11 november zelf krijgen de meeste kinderen nog meer lekkernijen en speelgoed.
In en rond Ieper vallen deze vieringen vaak samen met de verschillende herdenkingen van de WO I.
Overlapping met sinterklaasfeest In bepaalde streken in Vlaanderen neemt Sint-Maarten de taak van Sinterklaas over. Het sinterklaasfeest wordt hier traditioneel niet of veel minder uitgebreid gevierd.
Over de ontstaansgeschiedenis van het feest wordt veel gespeculeerd. Vaak wordt verondersteld dat het feest teruggrijpt op een Germaans winterfeest, maar ook een zuiver kerkelijke oorsprong is mogelijk. Wel duidelijk is dat de ontwikkeling tot een algemeen, door alle gezindten gevierd, volksfeest tamelijk recent is.
De Schotse antropoloog James George Frazer veronderstelt een heidense oorsprong van het feest: het ronddragen van het (heilige) vuur zou een voorchristelijk vruchtbaarheidsritueel zijn, wijdverspreid over West-Europa. Het heidense ritueel zou dan door de kerk zijn overgenomen, vooral om het vertrouwen van de bevolking te winnen.
Veel andere onderzoekers stellen echter dat er niets heidens aan het feest valt op te merken. De Duitse volkskundige Dietz-Rüdiger Moser stelt dat het feest door de kerk is geïntroduceerd. In het Lucasevangelie vinden we de tekst: Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat wie binnentreden het licht zien (Lukas 11:33 e.v.). Deze regels werden vaak op 11 november voorgedragen en in de mis besproken. Moser neemt aan dat door deze voorlezing in de mis de bevolking werd aangespoord tot een lichtjesfeest.
Moderne onderzoekers houden vaak het midden tussen beide standpunten. Sint-Maarten is een bedelfeest, en bedelfeesten waren nodig in de moeilijke wintermaanden. Bedeloptochten zoals met Sint-Maarten werden en worden (in Vlaanderen) ook gehouden met Driekoningen, Nieuwjaar, en zelfs Sinterklaas heeft kenmerken van een bedelfeest.
Omdat 11 november na de WO I ook de dag werd waarop deze oorlog werd herdacht, is wel geprobeerd het feest een wereldlijke lading mee te geven. Het zou dan een vredesfeest moeten zijn. Dit heeft men uiteindelijk niet doorgezet. Het feest is, vooral in Nederland, juist vrij van enige religieuze of politieke lading, wat zeker bijdraagt aan de grote populariteit ervan.
In Vlaanderen is het vieren van Sint-Maarten beperkt en hierin lijkt geen verandering te komen. Het is eerder zo dat het feest steeds minder wordt gevierd, met name in Belgisch Limburg, waar vroeger veel meer Sint-Maartensvuren moeten zijn voorgekomen. In Nederland is de situatie omgekeerd: in de 20e eeuw is het feest alleen maar populairder geworden, en steeds meer regio's organiseren vieringen. Ook in de regio's waar het feest oorspronkelijk al werd gevierd is de traditie nog zeer levend.
Er zijn talloze Sint-Maartensliedjes. Vooral in Nederland is er sprake van een nog altijd groeiend repertoire. Veel liedjes hebben een humoristische lading, al zijn er ook nog oude bedelliedjes. Sommige liedjes komen in het hele taalgebied voor, andere liedjes komen slechts in een klein aantal dorpen voor. De liedjes staan in een lange, orale traditie. Het oudst bekende Sint-Maartensliedje is het volgende:
Stoockt vier, maeckt vier:
Sinte Marten komt hier
Met syne bloote armen
Hij soude hem gheerne warmen?
De regels van dit lied komen nog in diverse bestaande Sint-Maartensliedjes terug. Ook voor andere liedteksten geldt dat ze heel oud zijn, wat blijkt uit de grote verspreiding ervan.
Een spreekwoord in het Venloos luidt: As de kinder Sintermertes Veugelke zinge, make de verkes eur testament (Als de kinderen een Sint-Maarten liedje zingen, dan schrijven varkens hun testament). Varkens werden traditioneel geslacht vanaf 11 november.
Het is de naamdag van Martinus van Tours en wordt ook wel Sint-Martinus, Sinter Merte of Sinte-Mette genoemd. De invulling die aan dit feest gegeven wordt verschilt van streek tot streek.
In Nederland komt de viering voor in delen van het land. Niet in iedere streek lijkt de traditie even sterk te leven; in Limburg, Noord=Holland en Groningen, Friesland en Drenthe dat er nog veel St. Maarten werd gevierd. In mindere mate wordt Sint-Maarten gevierd in Zuid-Holland, Zeeland, Overijssel, Flevoland en Gelderland.
Aan de overkant van 't IJ, in het Amsterdam-Noord werd tot na de Tweede Wereldoorlog 'Sinteremaarten' gevierd met een tot lampion uitgesneden knolraap, suikerbiet of voerderbiet, overeenkomstig de Duitse Rübengeistern; raapgeesten, of de oorspronkelijke Ierse Jack-o'-Lantern, onderdeel van de oeroude tradities van dankfeesten voor Licht, Warmte, Gewas en Oogst. Inmiddels is het Sint-Maartenlopen in vrijwel geheel Amsterdam een levende traditie.
De (cor)relatie van het feest met religie is niet sterk. In Nederland wordt het Sint-Maartenfeest gevierd door kinderen van alle gezindten. In veel liedjes wordt nauwelijks aandacht aan de religieuze achtergrond besteed. De liedjes hebben vaak een humoristisch karakter en het repertoire wordt ieder jaar aangevuld met parodiërende of satirische teksten.
11 november is ook de nationale dag van het Nederlandse deel van het eiland Sint Maarten dat naar de heilige vernoemd is.
In België wordt de traditie intensief gevierd in veel plaatsen in West-Vlaanderen en ook in de streek rond Aalst en een paar (deel)gemeenten van en rond Dendermonde. Olen, Retie en Wezel, - tenmidden de Antwerpse Kempen - stoken een Sint-Maarten(s)vuur. Dit gebeurt ook in veel plaatsen in Nederlands Limburg. De vieringen vallen in België vaak samen met de herdenkingen van de wapenstilstand.
Ook in Noord-Frankrijk, in Frans Vlaanderen en Zwitserland wordt Sint-Maarten (Saint Martin) gevierd. In Oost-Friesland kent men het Martinisingen waarbij onder andere Peepernööten gegeven worden.
In Oostenrijk en delen van Duitsland eet men op deze dag traditioneel gans, het zogenoemde Martinigansessen of Martinsgansessen. Deze traditie komt voort uit de legende dat Sint Maarten te bescheiden was om zich tot bisschop te laten wijden en zich daarom verstopte, ganzen verraadden hem echter door hun gesnater. Een andere legende vertelt dat een stel ganzen onder de preek de kerk binnenliep en de preek verstoorden, de ganzen werden daarom gevangen en opgegeten.
In delen van Duitsland, Oostenrijk en Zuid-Tirol kent men ook het Sint-Maarten lopen. Men gaat met lantaarns door de straten, vaak begeleid door iemand die met een rode mantel om als Romeins soldaat verkleed is en op een schimmel zit. Deze man stelt Sint-Maarten voor. Men noemt dit de Martinsritt. De kinderen zingen liederen en als afsluiting is er een kampvuur dat Martinsfeuer genoemd wordt.
In de Nederrijnregio wordt Sint-Maarten tijdens de lampionoptocht begeleid door een fanfare. Na de optocht wordt de manteldeling nagespeeld, er is een korte toespraak door de Sint-Maartenfiguur en vervolgens krijgen de kinderen een papieren zak, de Martinstüte, die gevuld is met snoepgoed, fruit en een Weckmann. Deze Martinstüte wordt soms ook uitgedeeld aan de bejaarden. Enkele weken voor de optocht wordt in de buurten geld ingezameld om deze gaven te bekostigen.
In het oosten van Oostenrijk wordt op deze dag dikwijls de nieuwe wijn door de pastoor gezegend. In Ook in Hongarije is Sint-Maarten de dag van de nieuwe wijn en een feestmaal met gebraden gans.
Tradities Sint-Maarten wordt niet overal op dezelfde wijze gevierd. In sommige plaatsen worden optochten georganiseerd, in andere worden vreugdevuren ontstoken, of allebei. Algemeen is de lampionnentocht. De kinderen maken lampionnen of hollen suikerbieten uit en gaan met de lichtjes langs de deuren. Daar zingen ze speciale Sint-Maartensliedjes en krijgen in ruil snoep of fruit. Vroeger werd het lichtje rondgedragen in een uitgeholde biet. Hoewel dit nog gedaan wordt, zijn kleurige, door de kinderen gemaakte, lampionnen nu het meest gebruikelijk. Vroeger werd veel gebruikgemaakt van de foekepot om de liedjes die bij de rondgang werden gezongen te begeleiden. Het Sint-Maartengebruik werd toen "foekepotterij" genoemd.
In de zuidelijke provincies en in Vlaanderen komt het langs de deur gaan veel voor, soms in combinatie met een vreugdevuur of een optocht. In sommige West-Vlaamse dorpen wordt het van deur tot deur gaan "ruusbuzen" genoemd, naar de eerste woorden van het liedje dat de kinderen zingen ("Ruusa buus buus").
De vreugdevuren zijn vooral typisch voor Limburg, meestal in combinatie met een optocht. Men verzamelt zich hier in de kerk waar het verhaal van Sint-Maarten verteld wordt. Vervolgens loopt men in een lampionnenoptocht naar een groot vuur waar 'de arme man' van het vertelde verhaal zich kan warmen. De kinderen krijgen traditioneel een oliebol uitgereikt. In een groeiend aantal dorpen komt het ook voor dat kinderen buiten de viering om van huis naar huis gaan om een lied te zingen en beloond te worden. De Sint-Maarten viering wordt meestal de vrijdag of zaterdag voor de 11e november gevierd om geen overlap te creëren met de start van het carnavalsseizoen (de 11e van de 11e). Ook buiten Limburg komen hier en daar vreugdevuren voor.
Optochten in België worden tegenwoordig vooral in West-Vlaanderen gehouden, vooral in de streek rond Veurne en Ieper. Deze stoeten vinden meestal plaats aan de vooravond van de naamdag, dus op 10 november. Sint-Maarten gaat hier vergezeld van Zwarte Piet. Samen lopen zij vooraan in de stoet en de kinderen met hun bieten volgen. Na de stoet (waar soms ook de plaatselijke fanfare of harmonie in meeloopt) kunnen de kinderen in veel gemeenten een zak met lekkernijen halen. Op 11 november zelf krijgen de meeste kinderen nog meer lekkernijen en speelgoed.
In en rond Ieper vallen deze vieringen vaak samen met de verschillende herdenkingen van de WO I.
Overlapping met sinterklaasfeest In bepaalde streken in Vlaanderen neemt Sint-Maarten de taak van Sinterklaas over. Het sinterklaasfeest wordt hier traditioneel niet of veel minder uitgebreid gevierd.
Over de ontstaansgeschiedenis van het feest wordt veel gespeculeerd. Vaak wordt verondersteld dat het feest teruggrijpt op een Germaans winterfeest, maar ook een zuiver kerkelijke oorsprong is mogelijk. Wel duidelijk is dat de ontwikkeling tot een algemeen, door alle gezindten gevierd, volksfeest tamelijk recent is.
De Schotse antropoloog James George Frazer veronderstelt een heidense oorsprong van het feest: het ronddragen van het (heilige) vuur zou een voorchristelijk vruchtbaarheidsritueel zijn, wijdverspreid over West-Europa. Het heidense ritueel zou dan door de kerk zijn overgenomen, vooral om het vertrouwen van de bevolking te winnen.
Veel andere onderzoekers stellen echter dat er niets heidens aan het feest valt op te merken. De Duitse volkskundige Dietz-Rüdiger Moser stelt dat het feest door de kerk is geïntroduceerd. In het Lucasevangelie vinden we de tekst: Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat wie binnentreden het licht zien (Lukas 11:33 e.v.). Deze regels werden vaak op 11 november voorgedragen en in de mis besproken. Moser neemt aan dat door deze voorlezing in de mis de bevolking werd aangespoord tot een lichtjesfeest.
Moderne onderzoekers houden vaak het midden tussen beide standpunten. Sint-Maarten is een bedelfeest, en bedelfeesten waren nodig in de moeilijke wintermaanden. Bedeloptochten zoals met Sint-Maarten werden en worden (in Vlaanderen) ook gehouden met Driekoningen, Nieuwjaar, en zelfs Sinterklaas heeft kenmerken van een bedelfeest.
Omdat 11 november na de WO I ook de dag werd waarop deze oorlog werd herdacht, is wel geprobeerd het feest een wereldlijke lading mee te geven. Het zou dan een vredesfeest moeten zijn. Dit heeft men uiteindelijk niet doorgezet. Het feest is, vooral in Nederland, juist vrij van enige religieuze of politieke lading, wat zeker bijdraagt aan de grote populariteit ervan.
In Vlaanderen is het vieren van Sint-Maarten beperkt en hierin lijkt geen verandering te komen. Het is eerder zo dat het feest steeds minder wordt gevierd, met name in Belgisch Limburg, waar vroeger veel meer Sint-Maartensvuren moeten zijn voorgekomen. In Nederland is de situatie omgekeerd: in de 20e eeuw is het feest alleen maar populairder geworden, en steeds meer regio's organiseren vieringen. Ook in de regio's waar het feest oorspronkelijk al werd gevierd is de traditie nog zeer levend.
Er zijn talloze Sint-Maartensliedjes. Vooral in Nederland is er sprake van een nog altijd groeiend repertoire. Veel liedjes hebben een humoristische lading, al zijn er ook nog oude bedelliedjes. Sommige liedjes komen in het hele taalgebied voor, andere liedjes komen slechts in een klein aantal dorpen voor. De liedjes staan in een lange, orale traditie. Het oudst bekende Sint-Maartensliedje is het volgende:
Stoockt vier, maeckt vier:
Sinte Marten komt hier
Met syne bloote armen
Hij soude hem gheerne warmen?
De regels van dit lied komen nog in diverse bestaande Sint-Maartensliedjes terug. Ook voor andere liedteksten geldt dat ze heel oud zijn, wat blijkt uit de grote verspreiding ervan.
Een spreekwoord in het Venloos luidt: As de kinder Sintermertes Veugelke zinge, make de verkes eur testament (Als de kinderen een Sint-Maarten liedje zingen, dan schrijven varkens hun testament). Varkens werden traditioneel geslacht vanaf 11 november.